18 apr 2010

Brute kracht

Zondag 18 april 2010. De afgelopen week voel ik dat het goed is geweest dat ik vorig jaar wat minder op karper gevist heb. De rust in mezelf die ik vorig jaar niet kon vinden, is nu weer helemaal terug. Wat is er (ont)spannender dan lekker naar een pennetje turen?

Toch is er wel iets anders aan het vissen op karper vergeleken met de andere jaren. Dit jaar heb ik mezelf geen doelstellingen (aantallen en afmetingen) opgelegd. De afgelopen jaren verlegde ik steeds mijn grenzen. De wilde- en/of boerenkarpers zijn de vissen waar ik me vooral op ga richten. Vissen in polders waar geen uitzettingen in het verleden en vooral niet in het heden hebben plaatsgevonden. In Waterland/de Zaanstreek, West Friesland en de kop van Noord Holland is nog voldoende water voorhanden waar de wilde karpers zwemmen.

Na vandaag lekker samen met Francine en Marleentje in de boot op het water te hebben doorgebracht, ga ik in de namiddag naar de polder. Wat een verschil met afgelopen zondag en woensdagavond! De wind is flink afgezwakt, en de buitentemperatuur is opgelopen. Het voelt hier nu een stuk aangenamer. Overal onderweg kom ik nieuw leven tegen, lammetjes in de weilanden, maar ook pulletjes zwemmend met hun moeder in de slootjes.

Als je goed kijkt zie je dat de karpers ook weer actief aan het worden zijn. Slakjes en allerlei ander krioelend klein spul zijn langs de slootkanten weer aanwezig. Het voedsel voor de wilde karpers, samen met muggenlarven. Je kunt deze krachtige vissen dan ook goed op een mestpiertje vangen. Probleem is dan wel dat je soms ontzettend veel aanbeten krijgt van baarsjes en witvis die in grote aantallen in de polder rondzwemmen. En, tot eind mei mag er helaas niet gevist worden met mestpiertjes.

Gelukkig doen maiskorrels het ook goed hier. Twee jaar terug heb ik hier ook goed gevangen op 10 mm boilies die ik op een op hair viste. Gewoon onder het pennetje aangeboden. Goede vangers waren toen de smaken mossel/oester en garnaal. De verklaring? De geur die deze boilies afgeven zal waarschijnlijk lijken op het natuurlijke voedsel dat de karpers eten. Varieren doet begeren, zeker op sier- en cultuurwater, waarin de meestal uitgezette karpers afhankelijk zijn van het door de vissers in het water gegooide aas. Tussen de eenden door zie je de karpers op zulke wateren het voor de eenden bedoelde brood naar binnen slurpen. Vandaar ook dat je vaak goede vangsten boekt aan de oppervlakte op zulk water.

Waar ik vanavond ben worden geen eenden gevoerd. Van eenden heb je hier dan ook tijdens het vissen geen overlast. Die nemen de wieken als je het weiland betreedt. Een enorm contrast met sier- en cultuurwater. Tijdens de winter een karper vangen in de polder is dan ook een moeilijke opgave. Op sierwater heb ik zelfs tussen het ijs karper gevangen. De eenden hielden het water rond de brug open en de karpers deden zich te goed aan het overvloedig aan de eenden gevoerde brood.

Na op drie uitdagend uitziende plekjes een paar handjes mais gestrooid te hebben tuig ik de hengel op. Het is de bedoeling om de voerplekjes straks om beurten af te vissen. Het water is nog vrij van begroeiing, en dus heb ik voor de zelfde set als afgelopen woensdagavond gekozen. Wilde karpers van tussen de vijftig en zestig centimeter geven prachtige sport op dit materiaal. Het is nog vroeg in het seizoen, en met de grotere vissen ben ik in mijn hoofd nog helemaal niet bezig.

Na het optuigen loop ik eerst nog even een stuk dieper de polder in. Niet om dat ik geen rust heb, maar gewoon uit nieuwsgierigheid. Ik heb de tijd, en ook de karpers krijgen zo de tijd om de maiskorrels te vinden.

Terug bij mijn spullen en de voerplekjes aangekomen (moet je op sierwater eens doen!) is het duidelijk: de karpers zijn aan het azen. Op twee van de drie voerplekjes zijn plakkaten van kleine belletjes zichtbaar. Op het eerste voerplekje duurt het dan ook niet lang voor het pennetje in beweging komt. Het pennetje loopt weg, en beheerst tik aan. Hij hangt, maar het feest is van korte duur. De karper schiet los. Ik kan er niet mee zitten, er komt vast nog wel een herkansing. Die komt er ook, en deze karper is groter dan de vis die ik loste.




Een hele mooie karper gaat samen met het materiaal waarop hij gevangen is op de foto. Dit is de vis waarop ik het voorzien heb! Een wilde karper, gekenmerkt door een torpedovormig lichaam, het ontbreken van knik tussen zijn kop en rug en een eindstandige bek. Ze hebben een groter uithoudingsvermogen en een lichaam dat meer in balans is dan de door de mens gekweekte varianten. Die laatste zijn ooit bedoeld geweest voor consumptie; snelle groeiers die meer visvlees opleveren dan de wilde karper

Op de volgende voerplek volgt de tweede karper van vanavond. Een kleintje, maar het is er wel een. En wie het kleine niet eert...

Ik besluit nog even op deze voerplek door te vissen. Ik zit lekker, en ben met twee gelande wilde karpers al meer dan tevreden. Na een minuut of tien komt het pennetje opnieuw in beweging. Na eerst iets omhoog gekomen te zijn 'loopt' het weg en verdwijnt tergend langzaam onder water. Wat er daarna gebeurt zal ik voorlopig niet meer vergeten. Als door een raket afgeschoten gaat de karper ervan door nadat er vast geslagen is. Bizar gewoon! De slip van de kleine Fin-Nor AHAB MegaLite krijst. Even weet ik niet wat me overkomt. De vis is naar de overkant van de sloot 'geschoten' en koerst meters lijn van de werpmolen scheurend verder. Gelukkig is de overkant geschoond, de slootkant is daar afgelopen herfst gesneden en alles wat daar lag en stond is verwijderd. Meelopen met de vis om de uitstaande lijn te verkorten durf ik niet, omdat ik bang ben dat ik mijn landingsnet dan niet meer kan bereiken. Waar de vis zich bevind zijn draaiingen in het water te zien. De karper ploegt langs de overkant, en ik heb niets in te brengen.

Plots keert de vis, en zwemt langs de overkant de andere kant op. Door flink te draaien aan de molenslinger probeer ik contact te houden. Als dat contact er weer is, voelt het even als of de lijn onder water ergens in vast is blijven haken. Dan blijkt dat de karper de overkant verlaten heeft en zich bijna voor mijn neus in het midden van de sloot bevindt. Ik voer de druk op, de Hardy gaat rond als nooit te voren als de vis opnieuw ervan doorgaat. Zeker tien meter nylon vliegt door de oogjes van de oude glashengel. Het gemak waarmee dat gebeurt is niet normaal. De slip van de Fin-Nor is goed afgesteld, daar kan het niet aan liggen. Ik ben dan al meerdere minuten bezig en het einde lijkt niet in zicht. De vis bepaalt waar hij heen wil, ondanks dat ik de druk er vol ophoud. Wat voor monster is dat, en wat zou ik deze vis graag willen zien. Even vrees ik dat dat laatste misschien het enige is waarop ik mag hopen.

Rustig blijven, niet te gretig worden spreek ik mezelf toe. Zolang de vis uit de troep blijft die wel onder mijn kant ligt komt het misschien wel goed. Het duurt misschien nog wel een minuut of vijf (voelde als een uur) maar dan heb ik grip op de vis. Onder de kant aangekomen zie ik hem dan eindelijk helemaal, hij is echt groot! Mijn spieren zijn ondertussen flink aan het verzuren geraakt. Het lange en grote landingsnet en de hengel met karper daaraan gelijk bedienen valt niet mee. Iedere keer als de karper bijna bij het net gaat de vis er op nieuw vandoor. Ik wil deze vis niet verspelen, en zeker niet op de valreep. Het zal de vierde poging geweest zijn toen ik hem dan eindelijk boven het net weet te manoevren. YES, yes, yesssssssssssssssssss, het is gelukt!!!

Een echte wilde karper, een grote wilde karper mag ik even de mijne noemen. 74 cm brute kracht ligt moegestreden op het gras. Een vis die hier geboren is, en al generaties lang in deze polder thuis hoort. Een vis die in de winter op non actief 'staat' en dus veel langzamer groeit dan de gekweekte karpers van cultuur water.




Samen met de oude strijder ga ik op de foto. Niet als overwinnaar, maar met respect voor een vis die alles van mij en het materiaal vergde.

Groeten,
Peter